Geslaagde themamiddag KOBO ‘Bodem sturend, kennis over bodem’

Op 7 februari vond bij Saxion in Deventer de door KOBO georganiseerde themamiddag ‘Bodem sturend, kennis over bodem’ plaats. Een goed bezochte bijeenkomst om docenten, onderzoekers en het werkveld beter met elkaar te verbinden. In dit bericht een uitgebreide impressie van de bijeenkomst.

Werken aan de mismatch tussen opleidingen en werkveld

‘Helaas trekt het onderwerp bodem lang niet altijd zoveel belangstellenden als deze middag’, constateerde Suzan Veldhuis, directeur Business, Building & Technology Hogeschool Saxion bij de opening van de bijeenkomst in Saxion. Op een bevlogen wijze nam ze de ruim 40 deelnemers mee in het belang dat bodem betekent voor onze samenleving. Om te besluiten ‘dat er helaas een zowel kwalitatieve als kwantitatieve mismatch is tussen het werkveld en de opleidingen’. Dat was ook precies de aanleiding voor deze bijeenkomst. Om docenten, onderzoekers en het werkveld beter met elkaar te verbinden.

Suzan Veldhuis: ‘Breng de bodem naar de studenten’

Onderzoek maakt onderwijs aantrekkelijk

Veldhuis reikte het gezelschap een aantal oplossingen aan. Investeer in onderzoek, want met boeiende projecten wordt het onderwijs aantrekkelijker. Draag zorg voor een levenslang ontwikkelen, vraaggericht en met maatwerk. Werk aan regionale consortia, neem een voorbeeld aan KOBO. En besteedt veel aandacht aan de triple helix (in de regio). Dat alles onder het motto ‘Als je de studenten niet naar bodem krijgt, breng dan de bodem naar de studenten’. Tot slot hield zij de aanwezigen voor ‘dat de instroom van studenten klein is, wat ook betekent dat de kennisverspreiding klein blijft. Zorg er dus voor dat de bodemkennis ook wordt verspreid binnen andere populaties!’

Tegen de grenzen aangelopen

Dagvoorzitter Corinne Koot, werkzaam bij Witteveen+Bos, gaf vervolgens Piet de Nijs het woord. Hij is Strategisch Adviseur Bodem & Ondergrond bij het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, en ging in op de vraag waarom ‘Water en Bodem Sturend’ het leidend principe is in het huidige Regeerakkoord. De Nijs maakte duidelijk hoezeer wij tegen de grenzen van de groei aanlopen, zowel kwalitatief als kwantitatief. Dat wij de gevolgen daarvan niet mogen afwentelen op toekomstige generaties. Wat betekent dat de overheid de regie moet nemen. Niet alleen op het gebied van de waterhuishouding, maar ook wat betreft de bodem en ondergrond. ‘We moeten af van een 2 dimensionale aanpak, en gaan werken aan een 3, en zelfs 4 dimensionale aanpak’, stelde hij. Waarbij 4 D voor de volhoudbaarheid in de tijd staat.

Aandachtig luisteren de deelnemers naar Piet de Nijs, die vanwege Corona via een videoverbinding sprak

Grond is meer dan een product

‘Minder graven en slepen’, betoogde De Nijs ook. Het aantasten of verwijderen van de toplaag heeft een groot aantal nadelen, waaronder het verdwijnen van het bodemleven, het bevorderen van de erosie en, door het vervoer, bijdragen aan CO2, PFAS en dergelijke. ‘Zie de grond niet meer alleen als een product’, was zijn oproep. ‘Graaf selectief, zorg voor hoogwaardig hergebruik en zet het circulair gebruik voorop’. Hij kondigde aan dat het ministerie dit jaar een aantal pilots gaat uitzetten om dit beter te gaan verankeren. Na ook een pleidooi te houden om meer bescherming te gaan bieden aan waardevolle bodems en voor een meer gebiedsgerichte benadering te kiezen bij verontreinigingen, ging De Nijs in op de gewenste professionaliteit van de toekomstige bodemprofessional. Hij bepleitte het T-shape model. ‘Naast inhoudelijke specialisten hebben we ook echt de deskundigen nodig die het dakje van de T beheersen. Die kunnen schakelen tussen verschillende disciplines en belangen, die een integrale benadering van een opgave kunnen waarborgen’.

Samenwerking onderwijs in kennisnetwerken verstevigen

Alzira Schaap, werkzaam bij RHDHV, presenteerde daarna namens de VNG de stand van zaken rond de zeven pilots met Regionale Kennisnetwerken Bodem en Ondergrond (RSP’s). Als de pilots íets hebben duidelijk gemaakt, dan is dat het belang van een versteviging van de samenwerking met het onderwijs in regionale kennisnetwerken, vertelde zij. De boodschap is: ‘niet afwachten tot je als overheden intern alles op orde hebt, maar juist al vanaf het begin het onderwijs betrekken’.

Onderwijs is cruciaal binnen regionale kennisnetwerken, aldus Alzira Schaap

De triple helix komt niet vanzelf tot stand: ‘De betrokken pilot regio’s’, aldus Schaap, ‘zien dat het streven eerst alles op orde te willen hebben een utopie is. Sneller dan zij gewend zijn moeten zij aan de slag met het bedrijfsleven en het onderwijs. Deze partijen kunnen niet ontbreken in een kennisnetwerk en kunnen al vanaf het begin veel waarde toevoegen. Door samen een kennisagenda en meerjarig programma op te stellen kan zo’n samenwerking vorm krijgen. Daaruit kunnen dan onderwijsmodules, symposia, onderzoekstrajecten, living labs etc. volgen. Dat is één van de belangrijke conclusies van een jaar bouwen aan de RSP’s’.

Bij dit alles is een actieve inzet van jongeren bij de kennisontwikkeling en -deling cruciaal, stelde zij. ‘Dat betekent een nauwe samenwerking met regionale onderwijsinstellingen. Betrek jonge mensen, bijvoorbeeld vanuit hogescholen, universiteiten of trainee-programma’s. Want dat biedt meer capaciteit, nieuwe ideeën en impulsen, die hard nodig zijn’, stelt zij. ‘Jongeren vertegenwoordigen ook de toekomst. Een toekomst waar de grote maatschappelijke opgaven van nu (energie, voedsel, drinkwater, grondstoffen, klimaat) uiteindelijk allemaal draaien rondom vitale bodems die volhoudbaar benut worden.’

Tot slot noemde Schaap het belang van digitaal en data-gedreven werken. ‘Agendeer gezamenlijk als RSP’s waar specifiek behoefte aan is, bijvoorbeeld ondersteuning bij het ontwikkelen van een data-strategie. Faciliteer een digitaal platform om kennis te ontsluiten, en doe dat zoveel mogelijk samen.’

Het eindrapport zal in april gepubliceerd worden op: Programma Regionale schakelfuncties bodem | VNG.

Pecha Kucha’s

Na een pauze presenteerde vier organisaties zich in een Pecha Kucha-achtige vorm.

Han de Wit (Tauw) trapte namens de Kien af. Hij liet zien hoe rond het Stationsgebied in Deventer de aldaar aanwezige bedrijven en onderwijsinstellingen samen met de gemeente, de provincie en de culturele sector in de stad als de ‘Stadscampus Deventer’ dit gebied ruimtelijk vormgeven.

Daartoe wordt onder andere een Digital Twin ontwikkeld. ‘Enerzijds vanwege de grote maatschappelijke opgaven waar de gemeente mee te maken heeft. In 3D zijn die opgaven, en mogelijke oplossingen voor boven- en ondergrond, vele malen beter in beeld te brengen. Anderzijds maakt het mogelijk een grote hoeveelheid datasets bij elkaar te brengen’. De Kien, besloot De Wit, ‘biedt ruimte voor talent en techniek – haak aan!’ Download de presentatie.

Han de Wit presenteerde het project Kien in Deventer

Biosintrum brengt praktijk en onderwijs samen

Emiel Elferink, lector Duurzaam Bodembeheer en KOBO-ambassadeur Noord, presenteerde het Biosintrum in Oosterwolde. ‘Het Leer- en Kenniscentrum Bodem te Oosterwolde is gevestigd in het Biosintrum, een multifunctioneel biobased gebouw waar kennis over duurzaamheid, circulaire- en biobased economie, duurzaam bodembeheer, en energievraagstukken wordt ontwikkeld en uitgewisseld’. Leerlingen van WO, MBO en HBO instellingen leren hier in de breedste zin van het woord. Daarbij wordt nauw samengewerkt met het bedrijfsleven en de overheden in de regio. Met studiedagen, colleges, werksessies, inspiratiedagen, congressen en evenementen wordt gewerkt aan een duurzame toekomst. ‘Samenwerking, innovatie en duurzaamheid staan centraal in het kenniscentrum’, aldus Elferink.

Hij vertelde hoe het doel van het leer en kenniscentrum bodem– kennisontsluiting, -ontwikkeling en -bewustwording – via vier, elkaar versterkende lijnen wordt gerealiseerd. Lijn 1 is de kennisbehoefte van de praktijk. Lijn 2 is toegepast onderzoek en onderwijs. Lijn 3 is het ontwikkelen van verdienmodellen en Lijn 4 is voorlichting en educatie. Afgelopen jaar lag de nadruk op het versterken van lijn 2. Onderzoek wordt momenteel in noord NL op twee schaalniveaus gedaan, op microniveau in laboratoria en op macroniveau in de praktijk van bijvoorbeeld proefboerderijen. Het leer en kenniscentrum heeft daar het meso-schaalniveau aan toegevoegd waarbij wordt gewerkt met bodems afkomstig van 10 verschillende percelen in noord nederland. Hiervoor is een outdoor laboratorium gerealiseerd, dat bestaat uit mesokosmossen. ‘Zo’n 100 bakken van circa een meter doorsnede waarin ongestoorde bodemprofielen van 1 meter diep zitten.’ ‘Bij de ontwikkeling van de mesokosmos onderzoekstuin zijn waar mogelijk steeds studenten betrokken. Studenten van de Hanze hogeschool ontwierpen de mesokosmos en adviseerde over het gebruik van materialen, studenten van Nordwin en Friese Poort hebben de onderzoekstuin ontworpen en aangelegd, studenten van NHL-stenden hebben de website en communicatie gedaan, studenten van het Drenthe College hebben de sensoren en data portal verzorgd, en studenten van Van Hall Larenstein doen bodem en water gerelateerd onderzoeken.’

Afgelopen jaar waren dertig studenten bij het leer en kenniscentrum actief, ons doel is om jaarlijks 400 studenten te bereiken, aldus Elferink. Een KOBO-OndergrondLAB is in ontwikkeling, kon hij zijn gehoor tot slot nog meegeven. De presentatie is te downloaden.

Emiel Elferink: ‘In Biosintrum willen we een nieuwe kijk op de bodem creëren’

Campus Gouda werft denk en daadkracht

‘Wij hebben Campus Gouda opgezet om denk- en werkkracht te werven voor de uitdagende bodem- en technologievraagstukken en om tot innovatieve oplossingen te komen’, aldus Pauline van der Most-van Spijk en Frank Slingerland. ‘Het gaat om omgevingsvraagstukken die direct de regio Midden-Holland raakt en waar ook een groot deel van Nederland mee te maken krijgt. Dit vraagstuk koppelen wij aan jeugd en onderwijs. Met Campus Gouda willen wij dé plek creëren voor een Leven Lang Ontwikkelen in onze regio. Wij bieden werkenden de mogelijkheid zich verder te ontwikkelen op hbo-niveau. Dat doen we met behulp van modulair onderwijs. Daarin bieden wij losse modules op HBO-niveau aan. In verschillende labs, op HBO- en MBO-niveau, kunnen studenten aan de slag gaan met actuele onderwerpen, die spelen bij bedrijven, zorginstellingen en overheid in de regio’.

Een van de opgaven is de bodemdaling. Daarbij wordt nauw samengewerkt met het Nationaal kennis- en expertisecentrum Bodemdaling dat eveneens als de Camus is gehuisvest in Arti Legi in Gouda. Download de presentatie van Campus Gouda.

Campus Gouda is dé plek voor een Leven Lang Ontwikkelen, aldus Pauline van der Most-van Spijk en Frank Slingerland

OndergrondLAB’s

Arvid de Rijck, werkzaam bij Witteveen+Bos, is KOBO-ambassadeur voor de regio Oost. Hij presenteerde het fenomeen van de OndergrondLAB’s. Dat verbindt hogescholen en studenten aan concrete opgaven van een regio of bedrijf. Op die manier wordt de ontwikkeling van nieuw bodemvakmanschap in het hoger onderwijs gekoppeld aan de praktijkopgaven van het werkveld. In het OndergrondLAB zijn er periodieke sessies waarin studenten, partijen en hogescholen resultaten delen, verbinden en door ontwikkelen. Er zijn er nu vijf, die alle een meerjarig bestaan kennen. De presentatie van De Rijck is te downloaden.

Zie voor meer informatie ook: https://www.kobo-ho.nl/onderwijs/ondergrondlab

Arvid de Rijck: ‘OndergrondLAB’s werken samen in de gedachte van de Gouden Driehoek’

Multidisciplinair, samenhangend, geïntegreerd en integraal (samen)werken

Hoe werkt de bodemprofessional samen met de ruimtelijk ontwikkelaar? Op die vraag ging Geert Roovers, lector Sustainable Area and Soil Transitions Saxion Hogeschool/Antea Group in.

‘De bodemprofessional van de toekomst leert en deelt in interactie met anderen rondom concrete projecten’, concludeerde Geert Roovers aan het slot van zijn presentatie. ‘Hij/zij kan in drie rollen optreden: die van agenderen bij initiatieven, die van richting geven bij ontwerpen en vergunningen en die van toetser bij uitvoering en beheer. Behalve de competenties voor deze drie rollen heeft hij/zij  er nog een nodig: geïntegreerd kunnen werken – inclusief het herkennen en sturen op de momenten waarom de verbinding moet worden gelegd’.

Voordat hij tot deze conclusie kwam, legde hij de deelnemers aan de bijeenkomst voor ‘dat de huidige opgaven vragen om ‘multidisciplinair, samenhangend, geïntegreerd en integraal (samen)werken’. ‘Maar wat dat precies is, hoe dat werkt en wat dat voor consequenties heeft, is onduidelijk en kent weinig aandacht in beleid én onderzoek’. Roovers liet zien hoe kennisontwikkeling en -delen plaatsvindt in netwerken rond concrete praktijkvragen. Hij gaf als voorbeeld de Regionale Schakelpunten. Deze pilot maakt duidelijk dat integrale ontwikkelaars en sectorale bodemprofessionals in de hele keten moeten samenwerken en met elkaar moeten leren.

Hij liet zien welke verschuivingen in betrokkenheid van de verschillende actoren zijn waar te nemen, wanneer en hoe moet worden samengewerkt en wat onder intradisciplinair en interdisciplenair moet worden verstaan. Vervolgens ging hij in op de verschillende integratiemomenten en hoe die verbeterd kunnen worden, ‘want 1 + 1 is in dit geval echt 3’.

Hij nam vervolgens de aanwezigen mee in een kort voor deze bijeenkomst gehouden werksessie waarin (net als door Piet de Nijs) was vastgesteld dat specialismen moeten worden behouden en worden versterkt, maar ook onderling moeten worden verbonden. ‘Specialisten moeten uit de verdrukking worden gehaald’. En er is een regisseur nodig! ‘De bodemprofessional van de toekomst heeft geleerd geïntegreerd te werken – inclusief het herkennen en sturen op de momenten waarom de verbinding moet worden gelegd’, aldus Roovers.

Discussies

Gevoed met deze bijdragen gingen de deelnemers vervolgens in groepen met elkaar in debat. Op de tafels lag een aantal stellingen, waaronder: ‘Bodem en water sturend vraagt om andere competenties van bodemprofessionals’, ‘Een systeemgerichte aanpak (als bodem en water sturend zijn) vraagt om een nieuwe kennisinfrastructuur’ en ‘Wat heeft het onderwijs nodig om in te spelen op het veranderend werkveld?’

Tijdens een rondgang langs de tafels noteerde Corinne Koot onder andere dat de sector nog niet voldoende duidelijk kan maken wat de noodzaak is om kennis van de bodem te hebben. De OndergrondLAB’s van KOBO kunnen hierbij een rol van betekenis vervullen. Zij geven vorm aan de gouden driehoek, de triple helix. Daarvoor moeten de OndergrondLAB’s een merknaam worden, werd gesuggereerd en een ketting, verspreid over het gehele land, gaan vormen.

Aan verschillende tafels was gediscussieerd over het T-shape model. Is het niet beter teams te vormen dan taken bij verschillende individuen te leggen, was een van de daaruit voortgekomen vragen. En, werd aan een andere tafel gevraagd, hoe en waar kom je als bodemprofessional binnen, in die T?

Elders werd voorgesteld meer aandacht aan het middelbaar onderwijs te geven. Laat leerlingen met de praktijk kennismaken, toon hen wat er onder de bodem zoal gebeurt, hoeveel werk daar is te verzetten. 

Veel waardering werd er uitgesproken voor de Bodembreed Academie. Een ‘instituut’ inmiddels dat ook een belangrijke rol zou kunnen vervullen voor de Regionale Schakelpunten.

Afscheid

Voordat de borrel aanbrak werd afscheid genomen van enkele mensen die ‘in kind’ KOBO in de afgelopen jaren hebben gesteund en ondersteund. Arthur de Groof (foto), werkzaam bij SIKB en Sweco, Karin Sant, net als Arthur aan Sweco verbonden, Marien de Bakker, verbonden aan de HAS Hogeschool-opleiding GeoMedia en Design, Gijsbert Schuur, senior adviseur bij de Antea group en tot slot van Mike Verheijen, ambassadeur Zuid.

Arthur de Groof wordt bedankt voor zijn bijdrage ‘in kind’ aan KOBO

Tekst en foto’s Theo van Oeffelt

<< Ga naar het overzicht